20. ‘Micha Kat krijgt steeds meer gelijk’

Hoewel complotdenkers een diepgeworteld wantrouwen koesteren jegens de media, treden diezelfde media maar al te vaak op als verspreiders van samenzweringstheorieën.

Dit is het twintigste hoofdstuk van het in 2016 verschenen boek Complotdenkers. Elke dag verschijnt er een hoofdstuk op De Halve Waarheid. Bekijk hier het overzicht van alle hoofdstukken.

‘Het is die ene moordzaak waar iedere misdaadjournalist van droomt, maar waarvan de ware toedracht letterlijk en figuurlijk onbereikbaar ver weg is’, vertelt Peter R. de Vries aan het begin van de bijna drie uur durende uitzending over de moord op John F. Kennedy die op 2 mei 2006 op SBS6 wordt uitgezonden en een kleine miljoen kijkers trekt.

In het programma trekt een bonte stoet ooggetuigen, betrokkenen en al dan niet zelfbenoemde deskundigen voorbij. Zo interviewt De Vries onder meer een vrouw die niet alleen claimt dat ze in opdracht van de Amerikaanse overheid werkte aan de ontwikkeling van een kankervirus – bedoeld om de Cubaanse leider Fidel Castro mee te besmetten – maar ook dat ze vanaf april 1963 een geheime relatie had met Lee Harvey Oswald.

De rode lijn in alle verhalen is dat er weinig klopt van de officiële lezing over de moord op Kennedy. Daarbij neemt de anders altijd zo secure misdaadverslaggever het niet altijd even nauw met de feiten. Het bewijs dat John F. Kennedy het slachtoffer is geworden van een eenzame gek is namelijk vele malen sterker dan alle ‘aanwijzingen’ voor een duister complot.

De moordenaar van John F. Kennedy, Lee Harvey Oswald, heeft bepaald geen gelukkige jeugd. Zijn vader overlijdt nog voor hij in 1939 in New Orleans wordt geboren. Zijn moeder is een instabiele, geldbeluste en van zelfmedelijden vervulde vrouw die moeite heeft om voor haar kinderen te zorgen. Op zijn derde woont Lee korte tijd in een weeshuis. Het gezin verhuist om de haverklap en Oswald gaat van de ene naar de andere school. Als hij al naar school gaat. Want hij spijbelt regelmatig.

Al op jonge leeftijd vertoont Oswald, die eenzaam en in zichzelf gekeerd is, behoorlijke gedragsproblemen. Hij is gewelddadig en op zijn veertiende bepaalt een rechter in New York, waar moeder Oswald dan is neergestreken, dat Lee moet worden ondergebracht in een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens. Daar zal hij een verplichte psychiatrische behandeling moeten ondergaan. Zover komt het echter niet. Oswalds moeder besluit na de rechterlijke uitspraak met haar zoon naar een andere staat te verhuizen.

Al op jonge leeftijd ontpopt Lee zich als een narcist en een pathologische leugenaar, zo blijkt uit het in 1994 verschenen boek Case closed van Gerald Posner. Posner beschrijft daarin minutieus wat Oswald in de weken, dagen en uren voor de moord op Kennedy heeft gedaan, maar begint zijn boek met een nauwgezette beschrijving van het leven van Oswald. Op die manier probeert hij inzicht te geven in de denk- en leefwereld van de getroebleerde JFK-moordenaar Oswald staat graag in de belangstelling maar omdat maar weinig mensen zich echt voor hem interesseren voelt hij zich voortdurend tekort gedaan, schrijft Posner. Hij waant zich ver verheven boven degenen met wie hij omgaat en blijft om die reden altijd een buitenbeentje.

Bij het korps mariniers, waar hij zich acht dagen na zijn zeventiende verjaardag meldt, is hij het mikpunt van spot. De andere soldaten hebben weinig gemeen met Oswald die voortdurend met zijn neus in de boeken zit en blijk geeft van communistische sympathieën.

Omdat hij zich onbegrepen voelt, stort Lee op 14 september 1958 in. Als hij die avond wacht moet houden, begint hij opeens op schaduwen in het bos te schieten. Zijn leidinggevende treft hem even later trillend en huilend aan op de grond, in elkaar gezakt tegen een boom.

Na zijn tijd bij de marines vertrekt Oswald, kort voor zijn twintigste verjaardag, naar de Sovjet-Unie. Een opmerkelijke stap in die dagen, die door menige complotdenker wordt uitgelegd als bewijs dat Lee voor een Amerikaanse geheime dienst moet hebben gewerkt. In werkelijkheid is Oswalds emigratie een logisch gevolg van zijn geloof in het communisme. Hij is er heilig van overtuigd dat hij in de Sovjet-Unie een socialistisch paradijs zal aantreffen.

Hoe zeer het Oswald menens is, blijkt wel uit zijn reactie als zijn aanvraag voor het Russisch staatsburgerschap kort na aankomst wordt afgewezen: Lee doet een mislukte zelfmoordpoging. De artsen die hem onderzoeken, concluderen dat Oswald flink in de war is.

De Russische autoriteiten besluiten echter dat hij toch mag blijven. Ze willen de verhoudingen met de Amerikanen, die na een ontmoeting tussen Sovjet-leider Nikita Chroesjtsjov en president Dwight Eisenhower in Camp David net weer wat beter zijn geworden, niet op het spel zetten door een labiele Amerikaan tegen zijn zin op het vliegtuig te zetten.

Oswalds poging om in Rusland een gelukkig leven op te bouwen, loopt uit op een deceptie. De Sovjet- Unie blijkt niet de gehoopte heilstaat. Tweeënhalf jaar na zijn aankomst besluit de inmiddels getrouwde Oswald dan ook om weer terug te keren naar de Verenigde Staten.

Lee’s terugkeer betekent niet dat hij Amerika nu weer omarmt. Oswald mag dan teleurgesteld zijn geraakt in de Sovjet-Unie, zijn geloof in het marxisme is onaangetast. Hij wordt een fanatieke communistische activist en hij verbiedt zijn vrouw Marina en dochter om Engels te leren – bevreesd als hij naar eigen zeggen is dat ze zullen ‘veramerikaniseren’.

Het leven in de Verenigde Staten is niet eenvoudig voor Oswald. Het kost hem moeite om werk te vinden, en hij voelt zich vaak onbegrepen. Hij heeft het idee dat de FBI, die sinds zijn terugkeer een bovengemiddelde belangstelling voor Lee aan de dag legt, hem voortdurend dwarszit. Oswald reageert zijn frustraties af op zijn vrouw die hij regelmatig uitscheldt en slaat. De pesterijen en het geweld gaan zover dat Marina op een zeker moment zelfs een halfbakken zelfmoordpoging doet.

De naar erkenning en aandacht hunkerende Oswald radicaliseert. Hij overweegt een vliegtuig te kapen om te kunnen vertrekken naar Cuba, dat enkele jaren daarvoor communistisch is geworden. Ook schaft hij een grendelgeweer aan, waarmee hij in april 1963 een moordaanslag pleegt op de ultraconservatieve ex-generaal Ted Walker – volgens Oswald een ‘fascist’. De voormalige generaal, die op het moment van de aanslag thuis in zijn eetkamer aan tafel zit te werken, blijft op miraculeuze wijze ongedeerd. De kogel die Oswald afvuurt wordt door de houten lijst van het raam van de eetkamer afgebogen waardoor Walker net niet in zijn hoofd wordt geraakt.

De eerste kogel die Lee Harvey Oswald op 22 november 1963 om half een afvuurt op de Lincoln Continental waarin president Kennedy, de first lady, gouverneur John Connally en diens vrouw worden rondgereden door Dallas, mist eveneens doel. De open auto heeft net een bocht van 120 graden gemaakt om van Houston Street op Elm Street te komen, en rijdt stapvoets. Oswald heeft zich verschanst op de vijfde verdieping (Amerikanen noemen dat de sixth floor) van het Texas School Book Depository aan Elm Street, waar hij net een maand werkt.

Lee heeft zijn baantje bij het schoolboekenmagazijn bij toeval gevonden. Een vriendin van zijn vrouw Marina tipt hem dat ze bij het magazijn wellicht nog iemand zoeken. Oswald gaat er op 15 oktober langs en mag een dag later meteen beginnen met het bij elkaar zoeken van bestelde boeken in het zeven verdiepingen tellende gebouw.

Een paar dagen voordat Kennedy een bezoek brengt aan Dallas leest Oswald in de krant dat de tocht van de president langs zijn werk voert. Hij ruikt zijn kans schoon. Nadat de aanslag op Walker is mislukt, kan hij nu eindelijk een echt revolutionaire daad stellen: de president vermoorden die verantwoordelijk was voor een mislukte invasie van het Cuba van Oswalds grote idool Fidel Castro.

Op 21 november, daags voor de moord, brengt Oswald bij hoge uitzondering een onaangekondigd bezoek aan zijn zwangere echtgenote Marina, die vanwege de aanhoudende problemen in hun huwelijk inmiddels bij vrienden woont. De collega die hem naar Marina rijdt, vertelt hij dat hij die avond gordijnrails wil ophalen. In werkelijkheid bevat het pakketje dat hij de volgende morgen mee naar zijn werk neemt echter het geweer dat hij bij de vrienden van Marina had gestald.

Rond het middaguur gaat hij daarmee op de verlaten, vijfde verdieping van het schoolboekenmagazijn zitten. Beneden, op een muurtje recht tegenover het schoolboekenmagazijn, staat Howard Brennan. Nadat het eerste schot heeft geklonken, ziet die hoe een man op de vijfde verdieping met zijn geweer de auto van de president volgt. Een verdieping lager staan drie jonge zwarte medewerkers van het magazijn aan de grond genageld. Een van hen, Harold Norman, staat precies onder Oswald en hoort hoe de schutter boven hem nogmaals overhaalt. Het tweede schot raakt Kennedy – en gouverneur Connally die in de stoel voor Kennedy zit – wel.

Brennan kan zich niet verroeren en blijft staren naar de schutter. Norman hoort de huls op de dunne vloer boven hem vallen. De bestuurder van de auto met de president begrijpt dat er iets mis is en gaat nog langzamer rijden zodat hij achterom kan kijken. Zo maakt hij het de schutter onbedoeld nog makkelijker. Er klinkt een laatste knal. Het derde schot, in Kennedy’s hoofd, bezegelt het lot van de president. In het ziekenhuis blijkt hij niet meer te redden.

Terwijl er beneden paniek uitbreekt en de bestuurder van de open Lincoln met gierende banden naar het hospitaal rijdt, weet Oswald niet hoe snel hij het schoolboekenmagazijn moet verlaten. Als enige tijd later alle werknemers van het magazijn bij elkaar worden geroepen, is Oswald de enige die ontbreekt. Brennan spreekt een politieagent aan en vertelt wat hij heeft gezien. Hij beschrijft hoe de man op de vijfde verdieping eruit zag en een kwartier nadat de aanslag heeft plaatsgevonden, verspreidt de politie een beschrijving van de schutter.

Het is op basis van deze beschrijving dat agent J.D. Tippit besluit Oswald drie kwartier na de aanslag op straat staande te houden. Oswald grijpt zijn revolver en schiet Tippit dood. Verscheidene getuigen van de schietpartij zullen Oswald later aanwijzen als de moordenaar van Tippit. Oswald vlucht vervolgens een bioscoop in, waar de politie hem ondanks zijn verzet kan arresteren.

De ooggetuige op straat, het geweer dat Oswald eerder gebruikte voor een mislukte moordaanslag, de vlucht van de plaats delict, de moord op een politieagent kort na de moord op Kennedy: alles wijst erop dat president Kennedy is vermoord door Lee Harvey Oswald, een man die niet alleen een sterke communistische overtuiging maar ook zware psychische problemen had. Er is geen enkel bewijs dat Oswald hulp heeft gehad van anderen. Laat staan van de CIA of de maffia.

Toch steken al meteen na de aanslag steken de geruchten over een mogelijke samenzwering de kop op. Ook de autoriteiten houden er aanvankelijk rekening mee dat Oswald onderdeel is van een complot en bijvoorbeeld heeft gehandeld in opdracht van een buitenlandse mogendheid. Niet zo vreemd aangezien Oswald in de Sovjet-Unie heeft gewoond en minder dan twee maanden voor de moord nog een bezoek heeft gebracht aan de Cubaanse ambassade in Mexico in een vergeefse poging om een visum voor het communistische land te bemachtigen.

Ook de belangrijkste ooggetuige, Howard Brennan, vreest dat de man die hij vanaf de vijfde verdieping heeft zien schieten niet in zijn eentje heeft gehandeld. Om die reden durft hij Oswald op de avond van de moord niet aan te wijzen bij een lineup. ‘Hij lijkt op de man, maar ik kan het niet met zekerheid zeggen’, verklaart Brennan over Oswald. Hij vreest dat hij zal worden vermoord als hij de schutter aanwijst.

Ook de FBI maakt zich zorgen over Brennans veiligheid en laat hem wekenlang de klok rond bewaken. Later zal Brennan tegenover de Warren-commissie, die de moord op Kennedy uitgebreid onderzoekt, vertellen dat hij Oswald op de avond van 22 november 1963 wel degelijk met zekerheid als dader had kunnen aanwijzen. De kritiek op de officiële lezing van de moord – zoals die wordt verwoord door de autoriteiten en de Warren- commissie – komt aanvankelijk vooral uit linkse hoek. Daar vertrouwt men het niet dat een overtuigde communist verantwoordelijk zou zijn voor de moord op de president.

Maar al snel storten amateuronderzoekers met uiteenlopende politieke voorkeuren en van allerhande pluimage zich op de zaak. Ze verdiepen zich in het traject dat de kogels hebben afgelegd, ze bestuderen Oswalds achtergrond en komen met alternatieve verklaringen voor de moord – bijvoorbeeld voor betrokkenheid van extreemrechts en de politie van Dallas bij de zaak.

Voor zijn uitzending over de moord put Peter R. de Vries flink uit alle kritiek die er in de loop der jaren op de officiële lezing is geweest – ook als die kritiek inmiddels is weerlegd.

Zo stelt De Vries dat Oswald maar 5,6 seconden zou hebben gehad voor zijn drie schoten en dat ‘de beste schutters hem dat niet nadoen’. Tussen het eerste (gemiste) en laatste, fatale schot zaten in werkelijkheid zeker acht seconden, zo blijkt uit nauwkeurige bestudering van de film die toeschouwer Abraham Zapruder van de aanslag maakte. Dat is ruim voldoende om tweemaal te herladen. Toen de Amerikaanse zender CBS voor een documentaire elf vrijwilligers vroeg om, net als Oswald, op een bewegend object te schieten, hadden ze daar gemiddeld 5,6 seconden voor nodig. De snelste schutter loste de drie schoten zelfs in 4,1 seconden.

Anders dan de door CBS opgetrommelde vrijwilligers had Oswald bovendien de tijd gehad om met zijn geweer, een Mannlicher-Carcano die hij via een postorderbedrijf in Chicago had gekocht, te oefenen. Oswald had het geweer voorzien van een telescoop, hetgeen het makkelijker maakte om zijn doel te raken. Zeker voor iemand die, zoals Oswald, getraind was in het Amerikaanse korps-mariniers.

Ook wijst De Vries op de befaamde magic bullet: de tweede kogel die zowel president Kennedy raakte als gouverneur Connally, die voor hem in de auto zat. Volgens de officiële lezing werd Connally driemaal geraakt door deze kogel: eerst in zijn rechterschouder (waarna de kogel er vlak onder diens rechtertepel weer uitkwam), vervolgens in zijn rechterpols en uiteindelijk in zijn linker bovenbeen.

Deze kogel werd volgens De Vries vervolgens ‘puntgaaf ’ teruggevonden. Voor menig complotdenker is dat het bewijs dat de elite de werkelijke toedracht onder de pet wil houden. Zo’n magic bullet die zoveel schade aanricht en vervolgens helemaal gaaf wordt teruggevonden, dat kan toch helemaal niet?

De werkelijkheid is anders. De teruggevonden kogel was wel degelijk beschadigd en vervormd. En dus allesbehalve pristine, zoals complotdenkers voortdurend beweren. En ook de wonden die Connally heeft opgelopen door die kogel blijken in werkelijkheid heel wat minder gek dan samenzweringsgelovigen denken.

Sterker nog: uit reconstructies met behulp van 3Dsoftware blijkt dat de wonden van Kennedy en Connally door een schot prima zijn te verklaren. Dankzij diezelfde technologie is het ook mogelijk om te reconstrueren waar de schutter zich bevond. En waar was dat? Op de vijfde verdieping van het schoolboekenmagazijn aan Dealey Plaza, waar Oswald op dat moment zat.

Hoewel Peter R. de Vries doorgaans vrij goed is in het scheiden van feit en fictie, ging hij met zijn uitzending over de moord op Kennedy toch in de fout. Daarmee staat hij bepaald niet alleen. Tal van invloedrijke journalisten die er over het algemeen blijk van geven dat ze niets moeten hebben van complottheorieën, blijken toch niet helemaal immuun voor de verleiding van de samenzweringstheorie.

Een mooi voorbeeld is de vermaarde Midden-Oosten- correspondent Robert Fisk. Door zijn jarenlange ervaring moet hij zich maar al te goed bewust zijn van de bizarre samenzweringstheorieën die de ronde doen in de Arabische wereld. Toch kan dat niet voorkomen dat hij in een column die hij in 2007 voor het Britse dagblad The Independent schrijft, vraagtekens plaatst bij ‘het officiële verhaal over 9/11’. ‘Hoe kan het dat Building 7 zo netjes instortte, terwijl het gebouw niet door een vliegtuig was geraakt?’, wil hij weten.

Het opwerpen van zulke vragen lijkt onschuldig maar is dat niet. Zo blijkt uit een studie van de onderzoekers Katherine Levine Einstein en David Glick van de Boston University dat mensen die via de media worden blootgesteld aan complottheorieën ertoe neigen om de overheid meer te wantrouwen.

Naar aanleiding van alle door de media verspreide complottheorieën over hooggeplaatste Belgen die deel zouden uitmaken van het pedonetwerk van Dutroux constateerde de Maastrichtse hoogleraar psychologie Harald Merckelbach dat samenzweringsverhalen in de media tot maatschappelijke schade leiden.

‘Wie lezers aanmoedigt om vooral te denken in termen van complottheorieën leert hen dat falsificaties niet bestaan en dat opponenten deel uit maken van het netwerk’, schrijft Merckelbach. ‘In die stijl van redeneren is ontbrekend bewijsmateriaal het gevolg van een doofpotoperatie, krijgen knulligheden in het opsporingswerk een diepere betekenis, en zijn hooggeplaatste magistraten die corrigerend ingrijpen medeplichtig. Het resultaat is een nooit meer weg te nemen wantrouwen ten opzichte van het justitieapparaat.’ Journalisten die mensen aanmoedigen om door een complotbril naar de wereld te kijken, zorgen ervoor dat we gaan denken dat we voortdurend worden voorgelogen. Door de overheid, door de wetenschap en door de media.

Natuurlijk, goede journalistiek is peuren waar het pijn doet. Het is ongemakkelijke vragen stellen aan autoriteiten en hoogwaardigheidsbekleders. Maar net als de machthebbers die ze zo kritisch volgen, hebben journalisten ook een speciale verantwoordelijkheid. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het informeren van de bevolking over wat er zoal speelt in de wereld. En dat gaat lang niet altijd goed.

Het is een goed journalistiek principe om aan hoor- en wederhoor te doen. Doorgaans worden verhalen er alleen maar beter van als een journalist een zaak van verschillende kanten belicht. De kijker, lezer of luisteraar wordt op die manier zo breed mogelijk geïnformeerd en kan zelf zijn mening vormen.

Dit streven naar objectiviteit kent echter ook een keerzijde, zeker als het gaat om complottheorieën. Uit onwetendheid of uit angst om te worden beschuldigd van vooringenomenheid hebben journalisten de neiging om ook mensen aan het woord te laten die aantoonbare onzin uitkramen.

Zo zendt Netwerk in het najaar van 2009, ten tijde van de Mexicaanse griepepidemie, twee reportages uit over de gevaren van vaccins: een over het vermeende gevaar van het conserveringsmiddel thiomersal in de griepvaccins en een ander met kritiek op het pneumokokkenvaccin. Het actualiteitenprogramma laat zich in beide gevallen op sleeptouw nemen door de anti-vaccin-gelovigen.

Zo wordt RIVM-directeur Roel Coutinho in de uitzending over het pneumokokkenvaccin stevig aan de tand gevoeld. ‘Het is onze journalistieke taak om kritisch te zijn tegenover een autoriteit als het RIVM’, motiveert Netwerk-hoofdredacteur Peter van der Maat het kruisverhoor kort na de uitzending op de website van het programma.

Die kritische houding acht Netwerk echter niet nodig bij de tegenstanders van vaccins. Die mogen ongehinderd hun verhaal doen. Van der Maat: ‘Ja, de mensen in onze reportages waren negatief over vaccinaties, en daarvoor hadden zij mijns inziens voldoende argumenten. Of die argumenten deugen of niet deugden, daarover hebben wij ons niet uitgelaten.’

Dat klinkt als een curieuze, postmodernistische opvatting over wat journalistiek zou moeten zijn. Een opvatting waarbij complottheorieën blijkbaar evenveel waard zijn als wetenschappelijk onderbouwde feiten. Met alle gevaren van dien. Door vraagtekens te plaatsen bij nut en noodzaak van inentingen zorg je er als medium voor dat er twijfel ontstaat bij ouders: moeten zij hun kinderen wel laten vaccineren? Volgens Van der Maat was het echter geenszins de bedoeling om onrust te zaaien. Met de uitzending wilde Netwerk alleen maar een bijdrage leveren ‘aan de maatschappelijke discussie die er op dit moment over vaccinaties woedt’.

Op 13 april 2014 zendt het actualiteitenprogramma Brandpunt een opmerkelijke reportage uit. ‘Het is zo’n onderwerp dat meestal lacherig wordt besproken en vaker nog belachelijk wordt gemaakt: het bestaan van UFO’s. Vliegende schotels’, leidt presentator Aart Zeeman het onderwerp in. Volgens Brandpunt is die lacherigheid onterecht. ‘Die dingen bestaan gewoon’, vertelt Coen Vermeeren, auteur van het boek UFO’s bestaan gewoon, in de uitzending.

Vermeeren was jarenlang docent bij de afdeling Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van Technische Universiteit Delft – een functie waarmee hij het nodige aanzien verwierf in complotkringen. Eindelijk hadden de UFO-gelovigen een wetenschapper die het met hen eens was! Rapper Lange Frans is bijvoorbeeld een groot fan van Vermeeren. ‘Dat is niet een of andere dorpsgek met een aluminiumhoedje op’, meent hij.

Net als de mensen van de website Niburu, door wie hij ook op handen wordt gedragen, gelooft Vermeeren dat aliens qua kennis lichtjaren op ons voorlopen. Ze zouden onder meer onze energieproblemen kunnen oplossen. Daarnaast hebben de buitenaardsen volgens de universiteitsmedewerker een basis op de maan gebouwd. Het is vanwege dit soort overtuigingen dat Vermeeren begin 2012 zijn functie als docent moet neerleggen.

‘Hij loopt het risico de TU Delft en zijn wetenschappelijke activiteiten in een verkeerd daglicht te stellen’, stelt de rector in een toelichting. Vermeerens collega Dap Hartmann laat zich in een opiniestuk in de Volkskrant een stuk minder diplomatiek uit. ‘Vermeeren diskwalificeert zichzelf als wetenschapper omdat hij het vermogen mist om zin en onzin van elkaar te onderscheiden’, schrijft Hartmann. ‘UFO-gekkies mogen best vrij rondlopen, maar niet als wetenschappelijk medewerker aan een gerenommeerde universiteit.’

De wetenschappelijke kritiek op Vermeeren komt in de Brandpunt-uitzending slechts zijdelings aan de orde als Zeeman vertelt dat ‘doctor en ingenieur in de lucht- en ruimtevaart Coen Vermeeren’ niet bij de TU Delft geïnterviewd wil worden omdat het onderwerp daarvoor ‘te delicaat’ is. ‘Het ligt te gevoelig’, aldus Vermeeren, die ook de mening is toegedaan dat overheden en wetenschappelijke instituten wereldwijd samenspannen om de waarheid verborgen te houden.

De Brandpunt-reportage wordt in UFO-kringen met luid gejuich ontvangen. ‘Eindelijk openheid’, reageert een UFO-gelovige op de website van Brandpunt. ‘Een uitstekende reportage’, meent een ander. ‘Niet ridiculiserend of badinerend.’

De complimenten lijken alles te maken te hebben met de opzet van de reportage. De programmamakers plaatsen geen vraagtekens bij de claims van de UFO-aanhangers zoals Vermeeren. Er wordt niemand aan het woord gelaten die hen van repliek dient. Die eenzijdigheid van Brandpunt is geen incident. Een maand later zendt het actualiteitenprogramma een minstens even gekleurd item uit over Joris Demmink.

‘Is hij het slachtoffer van een bizarre complottheorie of zit er toch een kern van waarheid in?’, vraagt Aart Zeeman deze keer aan het begin van de reportage.

Het blijkt een retorische vraag. De programmamakers hebben hun conclusie al getrokken. Afgezien van hoogleraar strafrecht Theo de Roos komen in de reportage uitsluitend mensen aan het woord die ervan overtuigd zijn dat de ontuchtverhalen over Demmink kloppen. Oud-gevangenisdirecteur Jacques van Huet bijvoorbeeld. Die beweert dat Demmink er bij reizen naar Praag op stond dat hij daar met zijn dienstauto naartoe werd gebracht, terwijl alle andere deelnemers met het vliegtuig gingen. Die dienstauto had Demmink immers nodig om bij de beruchte Pinocchio bar schandknapen op te pikken.

Volgens Hans Bakker, die jarenlang de chauffeur was van Demmink, is dat een grove leugen. ‘We zijn echt helemaal nooit met de auto naar Praag gegaan. Zo’n afstand is ondenkbaar. We gingen alleen met de auto naar Brussel en Luxemburg’, vertelt hij mij desgevraagd. Maar Bakker komt in de reportage niet voor. Micha Kat daarentegen wel. Brandpunt zendt beelden uit van de internetpublicist die met een megafoon bij het ministerie staat en Demmink op straat achtervolgt.

Als iemand op Twitter aan de samensteller van de reportage vraagt waarom Kat in de uitzending zit, antwoordt die: ‘Hij krijgt steeds meer gelijk.’

Een vergelijkbaar argument voert BNN vijf jaar na de aanslagen van 11 september aan voor het uitzenden van de samenzweringsdocumentaire Loose change. De makers van deze film betogen dat de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon een false flag-operatie waren. Hoewel deskundigen geen goed woord over hebben voor de docu besluit de jongerenomroep hem toch uit te zenden. ‘Het is een intrigerend document, dat goed gemaakt is en veel vragen oproept’, verklaart BNN-voorzitter Laurens Drillich.

De samenzweringstheorieën over 9/11 bevallen BNN zelfs zo goed dat de omroep zelf ook een complotdocumentaire maakt over de moord op Pim Fortuyn.

Volgens Lange Frans is die ‘zeer interessant’ en dan weet je het eigenlijk al. In de uitzending komen de meest woeste aantijgingen en samenzweringen voorbij, al menen de makers zelf dat ze vooral ‘onbeantwoorde vragen’ stellen. Zo is de docu nog geen drie minuten bezig als de voiceover al vraagt of ‘Volkert van der Graaf slechts een pion was in een ingenieus vooropgezet plan’.

De BNN-documentairemakers suggereren dat de moordenaar van Fortuyn slechts een radertje is geweest in een criminele samenzwering van het ‘militair-industrieel complex’. Defensie en Lockheed Martin vreesden namelijk dat Fortuyn de aanschaf van de Joint Strike Fighter (JSF) zou dwarsbomen. Daarom stuurden zij Defensie-medewerker Mat Herben op de LPF-leider af. Herben, die volgens de programmamakers niet alleen lid is van de Vrijmetselaarsloge Den Haag maar daarnaast ook nog eens Bilderberg-conferenties bezoekt, had volgens BNN ‘maar een missie: de Joint Strike Fighter moet er komen’. Om dat doel te bereiken, zou hij Fortuyn onder meer hebben afgeperst met gevoelige persoonlijke informatie. Toen dat niet het gewenste effect sorteerde, werd van hogerhand besloten om Fortuyn te vermoorden.

Dat de moord een eenmansactie was, vinden de programmamakers niet geloofwaardig. ‘Het heeft er alle schijn van dat Van der Graaf een medeplichtige had’, menen zij. ‘Net als bij de moord op Kennedy’ zou er een tweede schutter zijn geweest die vanaf het dak van een gebouw op het Mediapark op Fortuyn vuurde. ‘Er werd nooit onderzoek naar gedaan’, stellen de programmamakers mismoedig vast. Net zoals de autoriteiten zich nooit afvroegen waarom Herben op het moment van de schietpartij niet op het Mediapark was. En dat terwijl hij normaal toch nooit van de zijde van Fortuyn week!

Dat Volkert zes minuten na de moord werd opgepakt, is in de ogen van de documentairemakers eveneens ‘wonderbaarlijk’. ‘Hoe wist de politie dat Van der Graaf die kant op zou rennen?’ Grappig genoeg hebben de documentairemakers het antwoord op die vraag kort daarvoor zelf gegeven: de politie kon Volkert in no-time in de kladden grijpen omdat Fortuyns chauffeur Hans Smolders achter hem aanrende en 112 belde.

Het is niet de enige keer dat de programmamakers zichzelf in de voet schieten. Zo laten ze ook een radiofragment horen waarin Fortuyn te kennen geeft dat de JSF er wat hem betreft gewoon gaat komen. Dat maakt het wel erg onwaarschijnlijk dat het militair-industrieel complex de LPF-leider op gewelddadige wijze uit de weg zou willen ruimen.

Dat met Fortuyns steun voor de JSF het complete fundament onder hun samenzweringsdocu wordt weggeslagen, lijkt de makers niet de deren. Zij hebben nog voldoende vragen. Over de vriendin van Volkert bijvoorbeeld: ‘Volgens geruchten leidt zij een luxe leven op de Bahama’s.’

Morgen: ‘Ik heb heel wat slechte jongens ontmoet’

Wat beweegt complotdenkers? Zijn het paranoïde geesten of lijkt hun geloof in samenzweringstheorieën eigenlijk nog het meeste op religie? Voor het boek Complotdenkers dompelde ik me onder in de wereld van de samenzweringsgelovigen. Ik sprak verscheidene Nederlandse complotdenkers. Van een herhaaldelijk veroordeelde ex-journalist die de jacht heeft geopend op pedo-netwerken tot een anti-vaccinatieactiviste die ervan overtuigd is dat de Holocaust zwaar wordt overdreven. En van een succesvolle ondernemer die meent de moord op John F. Kennedy te hebben opgelost tot een oprichter van een politieke partij die de luchtmacht wil inzetten tegen chemtrails sproeiende vliegtuigen. Nu is er een geactualiseerde editie met aandacht voor onder meer QAnon, coronacomplotten en Donald Trump. Koop de geactualiseerde editie van Complotdenkers nu. Het boek is bij elke boekwinkel te bestellen.


Geplaatst

in

door

Tags: